vrijdag 14 november 2014

Zwangere vrouw 'Queen of Care'


Het is evident dat zwangerschap en baring optimaal moeten verlopen voor een zo gezond mogelijk nageslacht. De WHO stelt dat ‘het meest belangrijke doel en de verantwoordelijkheid van verloskundigen en artsen is te streven naar normaal verloop van zwangerschappen en het normaal houden van baringen’ (WHO, 1996, 2009). Dit, omdat zwangerschap, bevalling en kraambed fysiologische processen zijn die meer sociaal dan medisch van aard zijn. Het is een ‘life changing event’. De begeleiding moet daarop aansluiten en primair sociaal - en secondair medisch gericht zijn.
Dat is nog niet het geval in Nederland.


Permalink voor ingesloten afbeelding


Over reeksen van jaren zijn vooral medisch technische programma’s en meetinstrumenten
ontwikkeld, die bevestigen of ontkennen dat het proces normaal verloopt. Dat maakt de huidige zwangerschapszorg door verloskundigen en artsen strikt medisch van aard en wordt er voorbij gegaan aan de sociale component, met name aan de in de zwangerschap toenemende behoeften van zwangere vrouwen aan vertrouwde relaties en hechtere sociale banden c.q. sociaal medische support van iemand die ze leren kennen.

Vrouwen hebben, meer dan mannen, behoefte aan de opbouw van persoonlijke relaties, omdat ze inter-persoonlijk georiënteerd zijn (van Vugt, de Cremer & Janssen, 2007). Voor zwangere vrouwen geldt dit des te meer, door evident toenemende behoefte aan vertrouwde relaties en hechtere sociale banden, door fysiologische neuro hormonale veranderingen, naarmate de zwangerschap vordert (Kim, Mayes, Wang, et al., 2010; Kosfelf, Heinrichs, Zak, et al., 2005). 
 
Relatieopbouw van zwangere vrouwen met een eigen verloskundige of arts tijdens de
zwangerschap heeft een significant positief effect op de uitkomsten. Daar waar in zorgsystemen geen relatieopbouw structureel geboden wordt treden meer voortijdige bevallingen op, wordt er significant vaker tijdens de zwangerschap verwezen naar specialisten, vinden er meer interventies plaats en suggereren de meest recente bevindingen dat vrouwen minder vaak spontaan starten met de à terme bevalling (Oudshoorn, 2014; Sandell, Soltani, Gates, Shennan & Devane, 2013).

Conclusie: het actief bevorderen van normaal verloop van de zwangerschap en het normaal houden van de baring met persoonlijke continuïteit van een begeleider zorgt voor beter verloop van de zwangerschap en vaker spontaan en zonder interventies baren. Dat vermindert korte en lange termijn effecten, morbiditeit, bij moeder en kind, houdt ze gezond en reduceert de zorgkosten (Bell, Erickson & Carter, 2014; DBC, 2014; Dahlen, Kennedy, Anderson, et al., 2013; Olza-Fernández, Marín Gabriel, Gil-Sanchez , et al., 2014; Tracy & Tracy, 2003).

Daarom ‘Iedere zwangere vrouw haar eigen verloskundige of arts vanaf het prille begin tot aan het einde van de zwangerschap’.

 

Doen
1.      Bereken hoeveel tijd het kost als een vaste verloskundige of arts een bepaald aantal zwangere vrouwen per jaar individueel in uw praktijk of team tijdens de gehele zwangerschap, inclusief minimaal twee huisbezoeken (in de 1ste lijn), begeleid. Neem een uur voor de intake en de huisbezoeken en een half uur voor de reguliere consulten en tel daar twee extra consulten bij op voor e.v. extra support.

2.      Zoek naar een afspraakboek, computer afspraak programma of ontwerp zelf een programma dat continuïteit van personen faciliteert.

3.      Ga de dialoog aan met collega’s en vrouwen in eigen praktijk of team, om het zorgconcept van continuïteit van personen met vrouwen te bespreken, om het in te voeren.

4.      Begin en hou vol. Het starten met doorlopende en meer sociaal gerichte begeleidingen kan aanvankelijk zwaar vallen, omdat het zorgpatroon vraagt om een volgende aandachtige houding. De vrouw moet doorlopend leidend zijn in de relatie (zie theoretische onderbouwing). Vrouwen spreken altijd als eerste en dienen volledig te kunnen uitspreken. Daardoor krijgen zij ruimte om in eigen woorden de situatie of e.v. probleem te verwoorden en voorzien zij de professional van betere informatie. De professional moet zich onthouden van onderbreken en praktische adviezen. Aandachtig luisteren, samenvatten wat de vrouw zegt en doorvragen ´met open vragen´ en ‘hoe’ en ‘wat’  vragen zal vrouwen stimuleren zelf na te denken en zorgvuldig te formuleren. Zo komen vrouwen tot nieuwe inzichten. Een snel volgend contact, bij een geconstateerd probleem, om er nogmaals over te spreken is behulpzaam en voldoende sociale steun. Bij een vervolg contact blijkt nogal eens dat vrouwen meer oplossingsgericht zijn dan we vermoeden.

5.       Maak een werkafspraken agenda voor praktijk of team voor onderlinge professionele support en overleg. Inspireer elkaar doorlopend in het volgend zijn aan vrouwen en blijf bij het patroon dat vrouwen steeds dezelfde verloskundige of arts, vanaf de intake tot aan de bevalling en tijdens alle huisbezoeken, treffen.

6.     Documenteer alle contacten, handelingen en besproken items met vrouwen consistent in het dossier. De vrouw heeft toegang tot dit dossier.  

7.      Evalueer in praktijk of team, vrouwen en professionals, 2, 4, 6 en 10 maanden na de start met continuïteit van personen in praktijk of team, om de voortgang te bespreken en praktische problemen direct op te lossen.

8.      Neem deel aan Netwerk bijeenkomsten. Aanmelden network.woman@planet.nl.

Doorlopende relaties in de 1ste, 2de en 3de lijn verloskunde zijn toepasbaar bij part – time werken, ook met een minimaal aantal werkuren.

 
Literatuur

·          Bell, A.F., Erickson, E,N., & Carter, S. (2014). Beyond Labor: The Role of Natural and Synthetic Oxytocin in the Transition to Motherhood. J. Midwifery Womens Health, 59, 35–42.

·          DBC. (2014). Diagnose behandeling combinatie. Inzicht in zorg prestaties. http://www.dbconderhoud.nl/dbc-onderhoud-nieuws/nieuws-algemeen/site-open-dis-data-biedt-inzicht-in-behandeldata-ziekenhuizen/menu-id-183115.

·          Dahlen, H.G., Kennedy, H.P., Anderson C.M., et al. (2013). The EPIIC hypothesis: Intrapartum effects on the neonatal epigenome and consequent health outcomes. Medical Hypotheses, 80, 656–662.

·           Dunbar, R.I.M. (2004). Gossip in Evolutionary Perspective. Review of General Psychology, 8, 2,100–110.
     
·          Kim, P., Mayes, L.C., Wang, X. et al. (2010). The plasticity of human maternal brain: longitudinal changes in brain anatomy during the early postpartum period. Behavioral Neuroscience ,  124, 5, 695- 700.

·          Kosfelf, M., Heinrichs, M., Zak, P.J. et al. (2005). Oxytocin increases trust in humans. Nature,  435, 673-676.

·          Oudshoorn, C. (2014). Verloskunde in Nieuw Zeeland en Nederland na een tweesprong. Globale uitkomsten van verloskundige zorg in twee landen. Onderzoek in bewerking.

·          Sandell, J., Soltani, H., Gates, S., Shennan, A., Devane, D.(2013). Midwife-led continuity models versus  other models of care for childbearing women (Review). Cochrane Database of Systematic 2013,  Issue 8.

·           Tracy, S,K., & Tracy, M. (2003). Costing the cascade: estimating the cost of increased obstetric intervention in childbirth using population data. Br. J. Obstet. Gynaecol., 110, 71724.

·          van Vugt, M., de Cremer, D., & Janssen, D. (2007). Gender differences in cooperation and competition: The male warrior hypothesis. Psychological Science, 18, 19-23.

·          WHO. (1996). Care in normal Birth: a practical guide. Maternal and newborn health/safe motherhood unit, family and reproductive health. World Health Organization: Geneva.  http://whqlibdoc.who.int/hq/1996/WHO_FRH_MSM_96.24.pdf

·          WHO. (2009). Working with individuals, families and communities to improve maternal and unborn health. WHO department of making pregnancy safer. World Health Organization: Geneva.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten