Het is evident dat zwangerschap en baring optimaal moeten
verlopen voor een zo gezond mogelijk nageslacht. De WHO
stelt dat ‘het meest belangrijke doel en de verantwoordelijkheid van verloskundigen en artsen is te
streven naar normaal verloop van zwangerschappen en het normaal houden van baringen’ (WHO, 1996,
2009). Dit, omdat zwangerschap, bevalling en kraambed fysiologische processen zijn die
meer sociaal dan medisch van aard zijn. Het
is een ‘life changing event’. De begeleiding
moet daarop aansluiten en primair sociaal - en secondair medisch gericht
zijn.
Dat is nog niet het geval in Nederland.
Over reeksen
van jaren zijn vooral medisch technische programma’s en meetinstrumenten
ontwikkeld, die bevestigen of ontkennen dat het proces
normaal verloopt. Dat maakt de huidige zwangerschapszorg door verloskundigen en artsen strikt
medisch van aard en wordt er voorbij gegaan aan de sociale component, met name aan de in de
zwangerschap toenemende behoeften van zwangere vrouwen aan vertrouwde relaties en hechtere sociale
banden c.q. sociaal medische support van iemand die ze leren kennen.
Vrouwen hebben, meer dan mannen, behoefte
aan de opbouw van persoonlijke relaties, omdat ze inter-persoonlijk georiënteerd zijn (van Vugt, de Cremer
& Janssen, 2007). Voor zwangere vrouwen geldt dit des te meer, door evident toenemende
behoefte aan vertrouwde relaties en hechtere sociale banden, door fysiologische neuro hormonale veranderingen,
naarmate de zwangerschap vordert (Kim, Mayes, Wang, et al., 2010; Kosfelf,
Heinrichs, Zak, et al., 2005).
Relatieopbouw van zwangere
vrouwen met een eigen verloskundige of arts tijdens de
zwangerschap heeft een significant positief effect op de uitkomsten.
Daar waar in zorgsystemen geen relatieopbouw structureel geboden wordt treden meer voortijdige
bevallingen op, wordt er significant vaker tijdens de zwangerschap verwezen naar specialisten,
vinden er meer interventies plaats en suggereren de meest recente bevindingen dat vrouwen
minder vaak spontaan starten met de à terme bevalling (Oudshoorn, 2014; Sandell, Soltani, Gates, Shennan & Devane, 2013).
Conclusie: het actief bevorderen
van normaal verloop van de zwangerschap en het normaal houden van de baring met persoonlijke continuïteit van een begeleider
zorgt voor beter verloop van de zwangerschap en vaker spontaan en zonder interventies baren.
Dat vermindert korte en lange termijn effecten, morbiditeit, bij moeder en kind, houdt ze
gezond en reduceert de zorgkosten (Bell, Erickson & Carter, 2014; DBC, 2014; Dahlen, Kennedy, Anderson,
et al., 2013; Olza-Fernández, Marín Gabriel,
Gil-Sanchez , et al., 2014; Tracy & Tracy,
2003).
Daarom ‘Iedere
zwangere vrouw haar eigen verloskundige of arts vanaf het prille begin tot aan
het einde van de
zwangerschap’.
Doen
1. Bereken
hoeveel tijd het kost als een vaste verloskundige of arts een bepaald aantal
zwangere vrouwen per jaar individueel in uw praktijk of team tijdens de gehele
zwangerschap, inclusief minimaal twee huisbezoeken (in de 1ste lijn),
begeleid. Neem een uur voor de intake en de huisbezoeken en een half uur voor de
reguliere consulten en tel daar twee extra consulten bij op voor e.v. extra support.
2. Zoek
naar een afspraakboek, computer afspraak programma of ontwerp zelf een
programma dat continuïteit van personen faciliteert.
3.
Ga
de dialoog aan met collega’s en vrouwen in eigen praktijk of team, om het
zorgconcept van continuïteit van personen met vrouwen te bespreken, om het in
te voeren.
4.
Begin
en hou vol. Het starten met doorlopende en meer sociaal gerichte begeleidingen kan
aanvankelijk zwaar vallen, omdat het zorgpatroon vraagt om een volgende aandachtige
houding. De vrouw moet doorlopend leidend zijn in de relatie (zie theoretische
onderbouwing). Vrouwen spreken altijd als eerste en dienen volledig te kunnen uitspreken.
Daardoor krijgen zij ruimte om in eigen woorden de situatie of e.v. probleem te
verwoorden en voorzien zij de professional van betere informatie. De professional
moet zich onthouden van onderbreken en praktische adviezen. Aandachtig
luisteren, samenvatten wat de vrouw zegt en doorvragen ´met open vragen´ en
‘hoe’ en ‘wat’ vragen zal vrouwen
stimuleren zelf na te denken en zorgvuldig te formuleren. Zo komen vrouwen tot nieuwe
inzichten. Een snel volgend contact, bij een geconstateerd probleem, om er
nogmaals over te spreken is behulpzaam en voldoende sociale steun. Bij een vervolg
contact blijkt nogal eens dat vrouwen meer oplossingsgericht zijn dan we vermoeden.
5.
Maak
een werkafspraken agenda voor praktijk of team voor onderlinge professionele support
en overleg. Inspireer elkaar doorlopend in het volgend zijn aan vrouwen en
blijf bij het patroon dat vrouwen steeds dezelfde verloskundige of arts, vanaf
de intake tot aan de bevalling en tijdens alle huisbezoeken, treffen.
6. Documenteer
alle contacten, handelingen en besproken items met vrouwen consistent in het
dossier. De vrouw heeft toegang tot dit dossier.
7. Evalueer
in praktijk of team, vrouwen en professionals, 2, 4, 6 en 10 maanden na de start
met continuïteit van personen in praktijk of team, om de voortgang te bespreken
en praktische problemen direct op te lossen.
Doorlopende relaties in de 1ste,
2de en 3de lijn verloskunde zijn toepasbaar bij part –
time werken, ook met een minimaal aantal werkuren.
Literatuur
·
Bell, A.F., Erickson, E,N., &
Carter, S. (2014). Beyond Labor: The Role of Natural and Synthetic Oxytocin
in the Transition to Motherhood. J. Midwifery Womens Health, 59,
35–42.
·
DBC.
(2014). Diagnose behandeling combinatie.
Inzicht in zorg prestaties. http://www.dbconderhoud.nl/dbc-onderhoud-nieuws/nieuws-algemeen/site-open-dis-data-biedt-inzicht-in-behandeldata-ziekenhuizen/menu-id-183115.
·
Dahlen, H.G., Kennedy, H.P.,
Anderson C.M., et al. (2013). The EPIIC
hypothesis: Intrapartum effects on the neonatal epigenome and consequent health
outcomes. Medical Hypotheses, 80,
656–662.
·
Dunbar,
R.I.M. (2004). Gossip in Evolutionary Perspective. Review of General Psychology, 8,
2,100–110.
·
Kim, P., Mayes, L.C., Wang, X. et al. (2010). The plasticity of human
maternal brain: longitudinal changes in brain anatomy during the early
postpartum period. Behavioral
Neuroscience , 124, 5, 695- 700.
·
Kosfelf, M.,
Heinrichs, M., Zak, P.J. et al. (2005). Oxytocin increases trust in humans. Nature, 435, 673-676.
·
Oudshoorn, C. (2014). Verloskunde in Nieuw Zeeland en
Nederland na een
tweesprong. Globale uitkomsten van verloskundige zorg in twee landen.
Onderzoek in bewerking.
·
Sandell, J., Soltani, H., Gates, S., Shennan, A.,
Devane, D.(2013). Midwife-led continuity
models versus other models of care for
childbearing women (Review). Cochrane Database of Systematic 2013, Issue 8.
·
Tracy, S,K., & Tracy, M. (2003).
Costing the cascade: estimating the cost of increased obstetric intervention in
childbirth using population data. Br.
J. Obstet. Gynaecol., 110, 717–24.
·
van
Vugt, M., de Cremer, D., & Janssen, D. (2007). Gender
differences in cooperation and competition: The male warrior hypothesis. Psychological Science, 18, 19-23.
·
WHO. (1996). Care in normal Birth: a practical guide. Maternal and
newborn health/safe motherhood unit, family and reproductive health. World Health Organization: Geneva. http://whqlibdoc.who.int/hq/1996/WHO_FRH_MSM_96.24.pdf
·
WHO. (2009). Working with
individuals, families and communities to improve maternal and unborn health. WHO department of making pregnancy safer. World Health
Organization: Geneva.