De KNOV, de beroepsorganisatie van verloskundigen, signaleert op
landelijk niveau meerdere ontwikkelingen die zorgen baren. In de eerste lijn
staat de zelfstandige en autonome positie van de verloskundige ter discussie. De
verwijzingen vanuit de 1ste lijnsverloskundige praktijken naar specialisten stijgen
door; zichtbaar zijn grote regionale en praktijk verschillen (tussen 30 en
70%). Kleine praktijken met maximaal twee verloskundigen doen het beter
(Fontein, 2008). Caseload praktijken doen het nog beter, onderzoek ontbreekt
nog. Verder zakt het aantal thuisbevallingen gemiddeld onder de 20%. Ook op dat
punt doen kleine - en caseload praktijken het veel beter.
In de kliniek signaleert de KNOV een verdergaande medicalisering en
protocollering van de geboortezorg (KNOV, 2014). Enorme verschillen, weinig consistentie
(LVR 2) in aantallen ingrepen (Neef, Franx & Wouters, 2011). Dat terwijl rond de 60% van de klinische
bevallingen begeleid worden door klinisch werkende verloskundigen (McNabb &
Oudshoorn, 2011). Voor klinisch werkende verloskundigen is positionering en
erkenning van hun toegevoegde waarde van cruciaal belang. De recente uitkomsten
wijzen uit dat klinisch werkende verloskundigen weinig toegevoegde waarde
leveren in ons land. Een onthutsend resultaat, dat door een aantal wijzen
vrouwen uit de beroepsgroep tien tot 15 jaar geleden werd voorspeld als niet
extra aandacht aan hun positie en aan verdieping van de kennis van ‘het
normale’ werd besteed. Verder merkt de KNOV, die deregulering stimuleerde, dat in
de regio’s inhoudelijk afspraken gemaakt worden waarbij verloskundigen niet altijd
goed betrokken zijn bij de besluitvorming en er dus afspraken uitkomen die niet
bij de beroepsgroep passen. Hieruit blijkt dat visie en regie ontbrak. Veel
VSV’s worden gedomineerd door specialisten en dit werd versterkt door de keuze
voor integrale verloskundige zorg. Ereleden van de KNOV hebben hier meermalen voor
gewaarschuwd. Verder constateert de KNOV toenemende externe druk van
verzekeraars en vrouwen, om de geboortezorg anders vorm te gaan geven.
Het
Nederlandse vakgebied verloskunde worstelt al ruim 20 jaar met de vraag
waar het accenten moet leggen; bij 'plaats van bevalling' of 'bevorderen
en beschermen van de natuurlijke bevalling'. Ik zie dat vooral de KNOV weinig
expliciete doelen geformuleerd heeft over de jaren en er daardoor nauwelijks
expliciete keuzes gemaakt zijn. Zoals bij de Maggi reclame, ‘een beetje van de
Specialisten (NVOG, 2011) visie met 'een beetje van een beetje van onszelf'
(KNOV, 2011)'. Verloskunde is ‘geen dagelijkse kost’ lieve lezer. Verloskunde
door verloskundigen richt zich primair op behoud, verbetering en/of
herstel van gezondheid van vrouwen en hun families op de korte
en lange termijn. Een hoog en gewichtig doel dat beoogd dat vrouwen en hun
families gezond leven en vrouwen zich in welbevinden voortplanten. Dat is het
eeuwenoude doel en daartoe zijn vroedvrouwen aanwezig in de gemeenschappen
sinds de vroegste tijd. Nederland met haar al ruim vóór het jaar 1500
geschoolde vroedvrouwen en vroedvrouwen structuur van zorg, diende lang als
‘best practice’. De visie erachter is ondubbelzinnig verwoord door WHO en ICM
en wordt de ‘vroedvrouwenvisie’ genoemd (ICM, 2014; WHO, 1996).
De dagelijkse
realiteit in ons land is, dat de 'plaats van bevalling' sterk aan het
verschuiven is. Ik denk dat de recentste push het promoten via een nieuw
protocol van ruggenprikken was. Hierbij is ingespeeld op gemak en
ongedefinieerde angst van vrouwen en hun partners voor het baringsproces. Er is
verder toenemende behoefte aan controle over de thuisbevallingen, het
werkgebied en de verantwoordelijkheid van verloskundigen sinds eeuwen, bij
specialisten, die vaak geen thuisbevalling zelfstandig begeleid hebben in hun
opleiding. De NVOG pleit voor veiligheid boven vrije keuze (autonomie) van
vrouwen en spreekt zich in haar notities uit tegen thuis
bevallen (NVOG, 2011). Dit ten spijt van onderzoeken die ondubbelzinnig
bewijzen dat thuisbevallen veilig en gezonder is en medicalisering tegengaat.
De boodschap van de specialisten echoot beter door naar het publiek dan de boodschap
van de verloskundigen. Al in de 60ger jaren, wilde artsen en beleidsmakers de
verloskundigen naar de ziekenhuizen trekken om dezelfde reden. De poliklinische
bevalling kwam in de mode om die reden, maar zorgde wel voor opvallend veel meer
medicalisering van de spontane eerste bevallingen van puur gezonde vrouwen. Meer
ziekenhuis bevallingen betekent meer interventies, weten we nu na veel
nationaal en internationaal onderzoek. Ja, ook ik ging vrolijk mee met de mode en
begeleidde veel poliklinische bevallingen van eerst barenden. Nu weet ik mede
door ‘bergen’ evidence, meer inzicht in de fysiologie en andere ervaringen
beter.
Wat
in die tijd en ook nu nog altijd bij vrouwen speelt is de onbekendheid met
bevallen, angst voor bevalpijn en gebrek aan vertrouwen het zelf te kunnen.
Praten daarover in een vertrouwde relatie is ‘het’ recept. Bij artsen en
verloskundigen is daar weinig oog voor door tekort aan vaardigheden; er is
gebrek aan inzicht in fysiologisch verloop, weinig behoefte en schrijnend
gebrek aan tijd voor de sociale interactie tussen vrouw en professional om soms
triviaal lijkende problemen bespreekbaar te maken. Praten over ‘ditjes en
datjes’ heeft zijn functie …..
Tijd
besteden aan de opbouw en het onderhoud van een persoonlijke relatie blijkt het
instrument te zijn voor meer spontane bevallingen, minder interventies en
betere ervaringen van vrouwen. In het huidige tijdsvak is er echt veel meer behoefte
aan individuele relaties van vrouwen met professionals dan voorheen, mede omdat het
netwerk van de vrouwen veel minder ervaringsdeskundigen bevat, dan
vroeger. Verder zijn er nogal wat vrouwen tegenwoordig hoog opgeleid en/of
rationeel ingesteld. Gedurende de zwangerschap wordt onder de invloed van neuro-hormonale
processen die rationaliteit minder en support van iemand die dat onderkend en
benoemd is een reuze hulp. Meegaan met de neuro-hormonale veranderingen en er
beter op inspelen helpt vrouwen om goed door de zwangerschap te komen en op
tijd en spontaan te bevallen (McNabb, 2010).
Opvallend
is de schaarse kennis over neuro-hormonale processen in ons land bij
verloskundigen en artsen. De KNOV noch de NOVOG bieden scholing op dit punt. De
focus in het Vademecum is medisch technisch, de sociaal psychologische zorg is
samengevat in één alinea in het Vademecum, over neuro-hormonale processen staat
geen woord. Niet zo gek dus dat geboortehuizen, die als paddenstoelen uit
de grond rijzen, weinig gebruik maken van de methoden die fysiologisch verloop
bevorderen en bevallen in bed daar nog de gewoonste zaak van de wereld is.
Recent wordt
centuring pregnancy (groepsbijeenkomsten om vertrouwen van vrouwen te
verhogen) omarmt door veel praktijken en gezien als een geëigende oplossing
voor betere uitkomsten. Die methode compenseert het gebrek aan relatieopbouw
onvoldoende en vult het tekort aan kennis over fysiologisch verloop niet aan.
In
Hong Kong zag ik vorig jaar hoe het anders kan. Het door verloskundigen gerunde
geboortecentrum in het Universitaire Kwong Wah ziekenhuis heeft jaarlijks 94% spontane
bevallingen, waarvan er veel vertikaal plaatsvinden, omdat de verloskundigen
zich daar extra bekwaamd hebben in de theorie van het fysiologische verloop van
zwangerschap, bevalling en kraambed en methoden gebruiken om het gehele proces
beter faciliteren (McNabb, 2010). Standaard wordt persoonlijke één op één zorg
vanaf vroeg in de zwangerschap, de z.g. caseload verloskunde geboden. Dat is daar
de basisvorm voor alle zorg door verloskundigen. Overigens kan centuring
pregnancy daarbij wel een positieve rol spelen.
Wat
is er op tegen als iedere vrouw in ieder echelon in ons land standaard haar
eigen verloskundige treft tijdens de zwangerschap en daar een relatie mee
opbouwt? Kost wat extra planning en tijd, omdat bij relatieopbouw en
onderhoud gesprekken langer gaan duren. Ook part-time werkende verloskundigen
kunnen zo relaties met vrouwen opbouwen door creatieve planning. De
investeringen in planning en tijd betalen zich terug in meer spontane
bevallingen en meer tevreden vrouwen. Voor een wat lagere caseload is het ‘zo
ie zo’ tijd. Een goed begin van oude wijn in nieuwe zakken …..
Goed
collega, dit is maar een los voorstelletje. Om tot echt betere vormen van
begeleiding van zwangere en barende vrouwen te komen is eerst het weloverwogen
beantwoorden van kernvragen nodig; ‘Wat en wie ben ik als verloskundige en wat
voor model past bij mij en mijn vak?’; ‘Wat versta ik onder een fysiologische
zwangerschap, bevalling en kraambed?’; ‘Wat is medicalisering in mijn perspectief
en hoeveel medicalisering sta ik mijzelf en de groep waarin ik werk toe, in
relatie met de WHO aanbevelingen?’; ‘Hoe pakken ik en mijn team/praktijk
medicalisering praktisch aan?’; ‘In welke mate praten vrouwen mee in mijn
team/praktijk en heeft de mening van vrouwen invloed op mijn aanpak en beleid?’;
‘Wat zijn mijn streefcijfers en wat zijn mijn uitkomsten? Aantallen spontane
bevallingen, epi’s en andere interventies, verwijzingen enz.’; en ‘Hoe
groot is het welbevinden van moeder en kind objectief gemeten vanuit het
perspectief van de vrouw zelf in mijn zorggroep/team of praktijk?’
Terug
naar af en opnieuw beginnen met de beproefde eeuwenoude methode van
vroedvrouwen in een nieuw jasje. Nu de KNOV signaleert dat de keuze voor
integrale zorg niet juist was, kan een U turn gemaakt worden. Niemand zal het de
KNOV kwalijk nemen dat ze een fout maakten, immers wij allen maken fouten
en nemen net zo vaak als zij opportunistische besluiten. Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald!
Oude
wijn in nieuwe zakken is het langzaam evidence based invoeren van het
vroedvrouwen model van zorg in ons land dat zich voegt naast de medische zorg
van specialisten en in de kliniek complementair zal werken. In de kliniek kan
de continuïteit van zorg uit het model, ‘iedere vrouw haar eigen verloskundige’
die verbetering teweeg brengen die we theoretisch zouden mogen verwachten van
klinisch werkende verloskundigen welke normaal baren nastreven. In de
huispraktijk zullen de aantallen verwijzingen drastisch gaan dalen.
Dus waar
liggen de kansen en hoe kan de KNOV u ondersteunen?
De
KNOV heeft
ondanks alles nu een geweldige kans. Ze kan verloskundigen en vrouwen tegemoet komen
door het vroedvrouwen model van zorg te promoten en het model behoedzaam (evidence based) en in
samenspraak met vrouwen in te voeren. Inderdaad een lagere caseload hoort
daarbij. Deze positieve uitdaging zal inspanning vragen, maar plezier en
welzijn opleveren voor professionals en vrouwen op de korte termijn en in de verre
toekomst.
Literatuur
Downe, S. (Redactie). (2008). Normal
childbirth: evidence and debate. Oxford: Churchill Livingstone.
Fontein, Y. (2008). Minder is meer. De kracht van
solo- en duopraktijken in Nederland. Tijdschrift
voor verloskundigen. Vol.12:23-29.ICM. (2014). The Philosofy and Model of Midwifery Care. Core document. http://www.internationalmidwives.org/Documentation/Coredocuments/tabid/322/Default.aspx.
KNOV. (2011). Missie en visie. http://www.knov.nl/knov/waar-staan-wij-voor/missie-en-visie/.
KNOV. (2014). Nieuwsbrief 16 januari 2014. ‘Turbulente tijden in de geboortezorg’.
Keijzer, Gré., Oudshoorn, Tine. (2009). Tien Top Tips voor normaal bevallen. Tijdschrift voor verloskundigen. Vol.34:(1):142-3. http://vvah.artsennet.nl/Nieuws/Artikel/Tien-TOP-Tips-NORMAAL-BEVALLEN-HAPPY-BIRTH.htm
NVOG. (2011). Integrale verloskundige zorg in Nederland. Een stap verder.
McNabb, M. (2010). An educational, research module for experienced midwives to utilise recent neuro-bio-social research findings on maternal-fetal, neonatal and paternal adaptations to the fertile cycle, with the aim of reducing perinatal mortality and morbidity in term infants ( module is in use in Hong Kong and the UK).
McNabb, M., Oudshoorn, C. (2011). Moves to transform midwifery. AIMS Journal. Vol:23:(3):19-21.
Neef de, T., Franx, A ., Wouters, M.G.A.J. (2011). Wat ons opviel in de LVR2. Vrijheid van handelen. Nederlands Tijdschrift voor Obstetrie & Gynaecologie. Vol.124:474–76.
CVZ. (2003). Verloskundig Vademecum 2003. Amstelveen: College voor zorgverzekeringen.
WHO, World Health Organization. (1996). Care in normal Birth: a practical guide. Maternal and newborn health/safe motherhood unit, family and reproductive health. WHO1211.WHO: Geneve.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten